In 1981 begon men met de doelbewuste creatie van een dwergvorm van het Brabants Hoen. De uitgangsrassen voor dit nieuwe ras waren de Bassette (vanwege type en kamvorm) en de Watermaalse Baardkriel (omwille van de kuif).
De Brabantse kriel vertoont een geheel eigen type. Het lichaam vertoont een zogenaamd kegeltype, d.w.z. het profiel omschreven wordt door een gelijkbenige driehoek waarvan de lijn staart - legbuik de basis vormt. De rug is duidelijk afhellend en de borst wordt hoog maar niet naar voren gedragen. De staart moet steeds samengeknepen zijn en in een mooie punt eindigen bij de hen. De haan heeft een grote rechtopstaande kam die vooraan reeds boven de snavel begint en achteraan eindigt op een korte kamhiel die niet rust op de schedel. De kam van de hen ligt dubbel geplooid tegen het voorhoofd aan. Naast de opvallende kam heeft de hen ook een mooie kuif op het achterhoofd waartegen de kam in feite rust. Deze kuif mag nooit breder zijn dan de schedel en geenszins het zicht van de hen belemmeren. Bij de haan valt de kuif nauwelijks op en bestaat er slechts uit enkele fijne lancetvormige veren.
De Brabantse kriel komt hoofdzakelijk voor in zilverkwartel en kwartel. Daarnaast is ze ook erkend in blauwkwartel, blauwzilverkwartel, parelgrijskwartel, parelgrijszilverkwartel, zwart, wit, blauw, gezoomd blauw, buff, buff zwartcolumbia en wit zwartcolumbia.
Bron foto: www.kippenforum.nl
MEER INFO OVER DIT RAS